Heeft u uw
financiële zaken
op orde?

Lees de checklist

Intermedis A & A

Extra voordeel voor langdurig arbeidsongeschikte bij afkoop lijfrente

Geplaatst op: 26-10-2020, 15:35:34

Bij feitelijke afkoop van een nieuw regimelijfrente is in beginsel altijd revisierente verschuldigd. Los van de tegenbewijsregeling en een onbelast saldo aan niet-afgetrokken premies, geldt dat dan standaard 20% revisierente over de waarde van de afgekochte lijfrente is verschuldigd. De Wet IB 2001 kent twee uitzonderingen op die hoofdregel: de afkoopregeling voor kleine lijfrenten en de regeling bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Recent is die laatste regeling belangrijk versoepeld. Bij dezen een update.

Afkoop oud regimelijfrente

Bij afkoop van een lijfrenteverzekering die is afgesloten uiterlijk op 31 december 1991 en waarop het oude fiscale regime ingevolge de geldende overgangsbepalingen nog volledig van toepassing is, is de ontvangen afkoopsom – in beginsel volledig – progressief belast in box 1. Als zo’n pré-Brede Herwaarderingslijfrente waarop het oude fiscale regime van vóór 1 januari 1992 nog volledig van toepassing is wordt afgekocht, is nooit revisierente verschuldigd. Dit is alleen anders als zo’n oude lijfrente op een gegeven moment is omgezet in een nieuw regimelijfrente. Dit terzijde, maar niet onbelangrijk om in het achterhoofd te houden.

Afkoop nieuw regime lijfrente

Afkoop van een nieuw regimelijfrente (op of na 1 januari 1992 afgesloten!) leidt in de inkomstenbelastingsfeer in beginsel tot bijtelling van negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1. Sinds 1 januari 2016 worden die negatieve uitgaven gesteld op de afkoopwaarde. Daarover is dan inkomstenbelasting verschuldigd. Op de hoofdregel dat bij afkoop van een nieuw regimelijfrente negatieve uitgaven in aanmerking worden genomen, bestaan twee uitzonderingen:

  • de afkoopwaarde bedraagt in 2020 niet meer dan € 4.475,–;
  • de lijfrente is afgekocht bij langdurige arbeidsongeschiktheid en de afkoopsom is in 2020 niet meer dan € 41.791,– (afkoopregeling bij langdurige arbeidsongeschiktheid).

In beide situaties worden geen negatieve uitgaven in box 1 in aanmerking genomen en is evenmin revisierente verschuldigd. De afkoopsom wordt als een (reguliere) termijn van lijfrente aangemerkt. Deze termijn is progressief belast in box 1. Op de versoepelende regeling bij langdurige arbeidsongeschiktheid wordt hierna verder ingegaan.

Afkoopregeling bij langdurige arbeidsongeschiktheid

Bij een gedeeltelijke afkoop van een nieuw regimelijfrente blijft het resterende deel van die lijfrente verder op normale wijze onder het lijfrenteregime van box 1 vallen. Voor de versoepelde regeling bij afkoop bij langdurige arbeidsongeschiktheid gelden de volgende drie cumulatieve wettelijke voorwaarden (zie artikel 3.133, lid 9 Wet IB 2001):

  • de verzekeringnemer, dan wel, indien deze is overleden, de gerechtigde tot de lijfrenteaanspraak moet langdurig arbeidsongeschiktheid zijn;
  • de belastingplichtige mag nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt;
  • er mag niet meer worden opgenomen/afgekocht dan een bepaald wettelijke (maximum) bedrag.

Om de regeling zo eenvoudig mogelijk te houden, hoeft tot een bedrag van
€ 41.791 (bedrag 2020) geen inkomenstoets plaats te vinden. Wordt er meer dan dat bedrag afgekocht dan is het maximum verbonden aan het inkomen van de belastingplichtige in de afgelopen twee jaren. De versoepelde regeling betrof tot voor kort geen ‘in-zoverre-bepaling’. Dat niet iedereen daarmee vrede had, moge blijken uit twee nog niet heel lang geleden gepubliceerde uitspraken van rechtbanken (AWB 18/507 en AWB 16/7859). In beide procedures was onder meer in geschil of de versoepelde regeling bij afkoop van een lijfrente bij langdurige arbeidsongeschiktheid een ‘in-zoverre-bepaling’ betreft of niet. In beide zaken werd de toetsgrens overschreden en was ingevolge revisierente verschuldigd over de volledige afkoopsom en dus niet alleen over het excedent.

Verdergaande versoepeling afkoopregeling bij langdurige arbeidsongeschiktheid

Kennelijk zijn de belastingplichtigen die in de aangehaalde zaken hebben geprocedeerd, ‘gehoord’. Op 16 september 2020 is namelijk het wijzigingsbesluit lijfrenten van 8 september 2020, nr. 2020-16039 (Stcrt. 2020, 47727), gepubliceerd. Een van de wijzigingen die het besluit met zich meebrengt is een kersverse goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën. Met die nieuwe goedkeuring is de wettelijke regeling bij afkoop van een nieuw regime lijfrente in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid een ‘in-zoverre-bepaling’ geworden.

Wat houdt die ‘in-zoverre-bepaling’ in? Door de goedkeuring is bij een nieuw regimelijfrente die in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid wordt afgekocht tot een hoger bedrag dan het wettelijk toegestane maximum als bedoeld in artikel 3.133, lid 9, onderdeel c Wet IB 2001 (bedrag 2020:
€ 41.791) onder voorwaarden alleen voor het bedrag dat hoger is dan dit maximum (het excedent) revisierente verschuldigd. Daarmee is de regeling dus als het ware een ‘in-zoverre-bepaling’ geworden. Uiteraard moet dan nog wel worden voldaan aan de overige fiscale vereisten van de afkoopregeling! De nader versoepelde regeling is met ingang van 17 september 2020 in werking getreden.

Conclusie

Ingeval een langdurig arbeidsongeschikte over inkomen vervangend geld wil beschikken, biedt de versoepelde regeling bij afkoop van een nieuw regimelijfrente een fiscaal-aantrekkelijke optie. De regeling is eenvoudig opgezet. De geldende voorwaarden moeten echter wel goed in de gaten worden gehouden. Nu de versoepelde regeling een ‘in-zoverre-regeling’ is geworden, is de regeling voor langdurig arbeidsongeschikten nog een stukje aantrekkelijker geworden. Bedraagt de afkoopsom € 1 meer dan de wettelijke afkoopgrens, dan is alleen over die € 1 revisierente verschuldigd. In voorkomende gevallen is het goed dit mee te nemen in een (financieel) advies.

Bron: www.pensioenvanmorgen.nl van 13 oktober 2020

Ga terug naar de vorige pagina